Inleiding
Schematherapie is een Integratieve Cognitieve Gedragstherapie ontwikkeld door Jeffrey Young en zijn collega's vanaf 1990.
Een therapeutische behandeling die gericht is op patiënten met moeilijk behandelbare psychische stoornissen zoals o.a. persoonlijkheidsstoornissen.
Schematherapie is een therapeutische benadering waarin elementen uit
cognitieve, gedragstherapeutische en psychodynamische modellen, hechtings- en
Gestalt-modellen met elkaar worden gecombineerd.
De therapie heeft als doel oude disfunctionele schema's bij patiënten te
onderkennen en te doorbreken. De therapie wordt tegenwoordig gezien als een
effectieve behandeling voor een breed scala van psychische problemen, vooral ook
voor patiënten die voorheen moeilijk te behandelen waren.
Informatieverwerking
Als informatie door een persoon eenzijdig en vervormd geïnterpreteerd
wordt leidt dit tot extreme emoties en probleemgedrag. De 'misinterpretatie' van
informatie kan gebeuren doordat men als kind bepaalde ideeën heeft gekregen
over zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen waardoor er zogenoemde denkschema's
zijn ontstaan.
Deze denkschema's kunnen ontstaan zijn als gevolg van schadelijke
ervaringen in de kindertijd en kunnen op volwassen leeftijd nog steeds bestaan
omdat ze nooit gecorrigeerd zijn en disfunctioneel zijn, dat wil zeggen niet meer
kloppend voor de huidige situatie en daardoor allerlei gevolgen hebben voor de
persoon en zijn omgeving.
Schematheorie
Volgens Aaron Beck (1967) is een schema:
Een (cognitieve) structuur om stimuli die op het menselijk organisme inwerken
te screenen, coderen en evalueren.... Op basis van een matrix van schema's is een
persoon in staat om zich te oriënteren in relatie tot tijd en ruimte en om
ervaringen op een betekenisvolle wijze te categoriseren en te interpreteren.
We kunnen dus zeggen dat schema's de manier bepalen waarop wij de wereld
om ons heen ervaren in al zijn facetten van denken, voelen en handelen.
Disfunctionele schema's
Disfunctionele schema's zijn door hun vroege ontstaansgeschiedenis in alle
volgende levensfasen actief geweest en hebben hun werking doen gelden.
Dit heeft
geleid tot een continue herhaling van schema-bevestigende ervaringen en een gebrek
aan schema-ontkrachtende ervaringen. Juist door deze herhaling van gebeurtenissen
zijn disfunctionele schema's structureel geworden en hebben andere, meer functionele
schema's zich niet kunnen ontwikkelen. Hierdoor zijn ze vaak moeilijk te veranderen
omdat ze erg vertrouwd zijn en erg passen bij iemands identiteit.
Schema's sturen dus van jongs af aan het gedrag. De informatie wordt er door
geselecteerd en vervormd zodat het past in het schema. De gevolgen van dit gedrag
bevestigen het schema weer.
Behandelingsopzet
Om de behandeling van patiënten met een persoonlijkheidsstoornis mogelijk
te maken werd door Jeffrey Young in 1990 vijf theoretische constructen voorgesteld
als uitbreiding van het cognitieve model zoals voorgesteld door Aaron Beck en zijn
collega 's (1979) zoals : oude onaangepaste schema's, schemadomeinen,
schemabevestiging, schemavermijding en schemacompensatie.
Oude of vroege onaangepaste schema's zijn stabiele schema's die in de
kindertijd zijn ontwikkeld en in belangrijke mate disfunctioneel kunnen zijn en
bij een persoon veel emotionele en sociale problemen kunnen veroorzaken zoals in
de omgang met anderen.
Er worden vijf schemadomeinen onderscheiden die in het totaal opgebouwd
zijn uit achttien vroege onaangepaste schema's.
Deze schemadomeinen zijn :
- onverbondenheid en afwijzing,
- verzwakte autonomie en verminderd functioneren,
- verzwakte grenzen,
- gerichtheid op anderen,
- overmatige waakzaamheid en inhibitie (geremdheid).
Schemabevestiging verwijst naar processen waardoor deze vroege onaangepaste
schema's worden bekrachtigd. Deze processen omvatten zowel cognitieve vervormingen
als zelfondermijnende gedragspatronen en zijn verantwoordelijk voor de
rigiditeit (starheid) die zo kenmerkend is voor persoonlijkheidsstoornissen.
Van schemavermijding is sprake wanneer vroege onaangepaste schema's worden
ervaren en een persoon een hoog niveau van affect ervaart, zoals woede, angst,
verdriet of schuld. Dit zijn emoties die als onaangenaam worden ervaren en stelt
processen in werking die het schema en de ervaring trachten te vermijden.
Schemacompensatie verwijst naar processen die de vroege onaangepaste schema's
compenseren en kunnen gezien worden als gedeeltelijk succesvolle pogingen van
patiënten om hun schema's uit te dagen.
Kenmerken van oude onaangepaste schema's
Deze schema's zijn niet altijd het gevolg van traumatische ervaringen in de
kindertijd zo kan een schema van afhankelijkheid/incompetentie zich ontwikkelen
zonder dat daar een trauma aan ten grondslag ligt. Niet alle schema's zijn dus
het gevolg van een trauma maar ze zijn altijd wel destructief en ontstaan veelal
door herhaling van schadelijke ervaringen in de kindertijd en adolescentie. Verder
is de verwerking cumulatief en de schema's zijn zeer moeilijk te veranderen.
Het feit dat schema's disfunctioneel zijn blijkt meestal op latere leeftijd
in het contact met anderen als blijkt dat de rigide schema's een onjuiste
perceptie veroorzaken in sociale situaties.
Schema's zijn verschillend in sterkte (dimensionaal) oproepbaar. Als het
schema sterker aanwezig is zal het in meer situaties geactiveerd worden, meer
negatief effect hebben, sterkere emoties veroorzaken en langer aanhouden.
Het gevolg van het voorgaande is dat deze onaangepaste schema's een belemmering
vormen in het gezond functioneren van een persoon met allerlei gevolgen zoals
psychische stoornissen (o.a. stress, angst en depressie), een sociaal inadequate
communicatie en binding met de omgeving zoals met familie, vrienden en collega's op
het werk.
Behandeldoel
Schematherapie tracht middels een integratieve cognitieve
gedragstherapie de werking van deze onaangepaste schema's minder sterk te maken.
Dit gebeurt naast het gebruik van diverse therapeutische technieken zoals
imaginatie, meerstoelentechniek, empathische confrontatie,
cognitief herstuctureren, enzovoorts, ook vooral door een empathische en flexibele therapierelatie.
Deze therapierelatie moet o.a. zorgen voor continuering van de therapie, psychologische
bewustwording en inzicht, het emotioneel doorwerken van schema's en het uiteindelijk
minder dominant maken van copingstrategieën en copingreacties (die veroorzaakt
worden door de eerder besproken disfunctionele schema's) met als doel de
betrokken patiënt minder klachten te laten ervaren.
klik hier voor meer uitgebreide informatie...
*Bron: CCGT - Zoetermeer - 1 september 2019