Psychotherapie

Inleiding

Dit is een behandelmethode die wordt toegepast als mensen psychische klachten of problemen hebben. Psychotherapie is gebaseerd op het feit dat gesprekken met een cliënt en de verdere behandeling op termijn helpen om de klachten van de cliënt minder te laten worden of bij voorkeur op te heffen. Gesprekken zijn van belang omdat hierdoor duidelijk wordt hoe de cliënt de klachten ervaart, hoe lang deze duren en eventueel waardoor deze klachten worden veroorzaakt.

De psychotherapeut zal met de cliënt de therapiemethode bespreken, die gebruikt wordt om de klachten aan te pakken en daarnaast ook de duur en de kosten van de therapie. Hieraan gaat vooraf: een intake-gesprek, inventarisatie van de klachten (eventueel psychologische testen) en een voorlopige diagnose. Hierna is het ook mogelijk dat de psychotherapeut de cliënt verwijst naar een andere hulpverlener, die beter toegerust is om de klachten en problemen van de cliënt te behandelen.

De reden waarom mensen een psychotherapeut raadplegen zijn zeer verschillend en vaak erg persoonsgebonden. Voorbeelden van psychische problemen zijn angsten, fobieën, depressies dwanghandelingen, verslavingen maar tegenwoordig ook vaak problemen met de partner, stress door werk, ernstige moeheid of gevoelens van lusteloosheid.

Er zijn zeer veel verschillende vormen van psychotherapie. Deze therapievormen en methoden zijn in de laatste eeuw ontwikkeld en hebben allemaal hun eigen voor en nadelen en zijn soms cliëntgebonden toepasbaar. Maar soms ook toegesneden op therapie met meerdere personen zoals relatietherapie, groepstherapie en gezinstherapie.

Veel psychotherapeuten werken vaak vanuit een bepaalde ‘school’ en volgens een bepaalde methode zoals psychoanalyse, cliëntgerichte therapie of gedragstherapie. Men ziet echter in het laatste decennium dat steeds meer psychotherapeuten eclectisch werken. Dat wil zeggen de psychotherapeut past de psychotherapie toe, of delen daarvan die het best aansluiten bij de belevingswereld en klachten van de cliënt.

Of het voor iemand op een bepaald moment nodig is om in psychotherapie te gaan is moeilijk te zeggen en hangt sterk af van iemands eigen ervaring, klachten, omgeving maar ook van de voorlichting en de materiële draagkracht. Vaak is de huisarts de aangewezen persoon om advies te vragen, omdat deze vaak het beste op de hoogte is van iemands klachten, levenssituatie en ziektegeschiedenis.

Tegenwoordig wordt de mens gezien als een biopsychosociale eenheid, waarbij het biologische (het lichaam) niet los te koppelen is van de geest (psyche) en de sociale omgeving. Psychotherapeutische behandeling van één van deze eenheden heeft gevolgen voor elke van de andere eenheden. Zo kan het voorschrijven van medicamenten (biologisch substraat) ertoe leiden dat een cliënt minder somber en in zichzelf gekeerd is, waardoor het zelfvertrouwen van de cliënt weer toeneemt (psychologisch substraat) en uiteindelijk werkhervatting volgt (sociaal substraat). Dit laatste verhoogt weer het gevoel van eigenwaarde (psychologisch substraat) enzovoort.

Dit voorgaande is voor de huidige psychotherapeutische behandeling van groot belang. Ook al mag een psychotherapeut in Nederland geen medicijnen voorschrijven, de realiteit is dat veel cliënten, die in psychotherapeutische behandeling komen reeds korte of langere tijd medicijnen gebruiken, die van invloed zijn op de psyche; we noemen dit de zogenaamde psychotrope medicijnen. Deze medicijnen zijn dan voorgeschreven door een huisarts of psychiater. Daarnaast worden psychotherapeuten in het contact met hun cliënt al snel geconfronteerd met de sociale situatie waarin de cliënt zich bevindt zowel privé als op zijn werk. Psychotherapie kan daarom nooit los worden gezien van deze biopsychosociale condities waarin de cliënt zich bevindt, voordat hij contact opneemt met een psychotherapeut.

De van ouds vooral schoolgerichte opsomming van psychotherapievormen voldoet steeds minder. Een opsomming van therapievormen heeft het gevaar dat historische en schoolgebonden criteria een belangrijkere rol gaan spelen dan waar het op de eerste plaats omgaat: namelijk mensen met psychische problemen zo goed mogelijk te helpen.

We kunnende de volgende psychotherapeutische behandelvormen onderscheiden:

  1. Biologische therapieën
  2. Gedragstherapie
  3. Cognitieve therapie
  4. Psychoanalytische psychotherapie
  5. Cliëntgerichte psychotherapie
  6. Systeemtherapie
  7. Eclectische behandelingen
  8. Crisisinterventie

1. Biologische therapieën

Psychotrope medicijnen

Het toepassen van medicijnen kan tegenwoordig een integraal onderdeel van een algehele psychotherapeutische of psychiatrische behandeling zijn. De medicijnen die door een arts worden voorgeschreven – zogenaamde psychofarmacologische interventies – gaan vaak gepaard met voorlichting over de ziekte en de behandelingsmethoden (psycho-educatie) naast ander vormen van ondersteunende psychotherapie (zoals interpersoonlijke psychotherapie).

Naarmate het geestelijk herstel vordert, kan de cliënt in aansluiting op de ondersteunende psychotherapie gebaat zijn bij andere vormen van psychotherapie zoals gedragstherapie, cognitieve therapie of Rogeriaanse therapie, enzovoorts. Ook kan het voorkomen dat cliënten tijdens een psychotherapieperiode, medicijnen nodig hebben. In dit geval wordt dan door de psychotherapeut overleg gepleegd met de behandelende huisarts of psychiater.

Sinds mensenheugenis bestaan er stoffen om psychisch lijden te verzachten. Zo zijn de psychologische veranderingen door alcohol, opium, cannabis en vele andere psychoactieve middelen al vele duizenden jaren bekend. We noemen stoffen psychotroop als zij tot doel hebben het denken en voelen, het willen en het handelen te beïnvloeden. Psychofarmaca zijn in de psychiatrische praktijk hiervan de belangrijkste categorie. Dit betreft een groep van zeer uiteenlopende chemische stoffen met verschillende klinische effecten. Het gemeenschappelijk kenmerk is dat ze bepaalde psychische functies beïnvloeden door fysiologische processen in de hersenen te veranderen.

Traditioneel kunnen we de psychofarmaca op basis van hun indicatiegebieden in zes categorieën indelen:

  1. antipsychotica of neuroleptica
  2. antidepressiva
  3. antimaniaca
  4. anxiolitica
  5. hypnotica
  6. stemmingsstabilisatoren

Deze verdeling is vooral gebaseerd op de historische ontwikkeling van de diverse stoffen. Men moet deze indeling niet al te absoluut hanteren. Een stof uit het ene indicatiegebied kan ook verlichting geven van de typische ‘doel’-symptomen voor patiënten uit andere stoorniscategorieën.

Slaap en waaktherapie

De meeste bekende, in de jaren dertig veelvuldig gebruikte slaaptherapie was het insuline coma, waarbij patiënten herhaaldelijk met behulp van insuline-injecties in een zeer diepe vorm van bewusteloosheid werden gebracht. Deze therapie vond vooral toepassing bij patiënten met katatone en paranoïde schizofrenie. Sinds de jaren zestig, na de opkomst van de antipsychotica en antidepressiva, die effectiever bleken dan de slaaptherapieën, wordt deze vorm van behandeling niet meer toegepast.

Slaaponthoudingstherapie ofwel slaapdeprivatie vindt nog wel toepassing. Slaapdeprivatie is een niet-medicamenteuze behandelmogelijkheid bij met name depressieve stoornissen.

Lichttherapie

Lichttherapie is het toedienen van dagelijks enkele uren intens helder kunstlicht bij mensen met een winterdepressie. Winterdepressie kenmerk zich doordat in de herfst en de winter regelmatig depressieve gevoelens terugkeren die vervolgens in de lente en de zomer weer verdwijnen. Blootstelling aan intens helder kunstlicht verlengt als het ware de korte winterdagen kunstmatig.

Elektroconvulsieve therapie

Elektroconvulsie therapie (ECT) is een behandelmethode waarbij door middel van een tweetal op de schedel geplaatste elektroden gedurende korte tijd een elektrische energie door de hersenen wordt geleid. Deze energie is van zodanige sterkte dat hierop een toeval (epileptisch insult) volgt. Toegepast bij patiënten met ernstige stemmingsstoornissen. Vaak suïcidaal, psychotisch en met name wanen. Resultaten bij deze groep zijn goed te noemen (Noten,1986). ECT remt de elektrische activiteit van de hersenen en vertraagd de bloedcirculatie in de hersenen.

Twee vormen zijn te onderscheiden:

  • directe vorm, ECT zonder narcose en spierverslappende middelen;
  • indirecte vorm, ECT met narcose en spierverslappende middelen.

Toediening vindt tegenwoordig meestal alleen plaats op de rechter hersenhelft (unilaterale ECT genoemd).

Psychochirurgie

Voor het eerste werd door Burkhart in 1891 en Puusepp in 1910 bij patiënten met ernstig invaliderende hallucinaties respectievelijk bij manische depressieve patiënten psychochirurgische ingrepen gedaan. Daarna werd deze operaties ook gedaan door Moniz, en in 1942 door Freeman en Watts en werd lobotomie genoemd. Helaas echter met extreme bijwerkingen zoals ernstige apathie. De operatietechnieken zijn tegenwoordig zeer verfijnd. De grove, snijdende techniek van vroeger is vervangen door een nauwkeurige stereotactische techniek, waarbij de arts exact kan bepalen waar hij een laesie moet aanbrengen en hoe groot deze dient te zijn. De ongewenste neveneffecten van vroeger, zoals apathie en initiatiefverlies, kan men met deze moderne vorm van psychochirurgie zeer beperkt houden.

2. Cognitieve therapie

Klik hier voor informatie

3. Gedragstherapie

Klik hier voor informatie

4. Psychoanalytische psychotherapie

Voor veel mensen is de eerste associatie bij het begrip psychoanalytische behandeling een langdurige klassieke psychoanalyse op een divan met een frequentie van vijf keer per week. Het psychoanalytisch referentiekader herbergt echter verschillende psychoanalytische behandelvormen, die zich onderscheiden in de theoretische verklaringen voor het ontstaan van de psychopathologie en de daaruit voortvloeiende keuze voor bepaalde behandeltechnieken.

De psychoanalytische behandelvormen bevinden zich op een continue verlopende schaal van openleggende therapieën naar toedekkende therapieën. Aan het ene eind van deze schaal bevindt zich de klassieke psychoanalyse op de bank, aan het andere eind staan de puur steunende behandelingen. Daartussen bevinden zich een heleboel mengvormen van openleggende en steunende psychoanalytische psychotherapieën. Ze zijn echter allemaal afgeleid van een en dezelfde persoonlijkheidstheorie, theorie over psychopathologie en theorie met betrekking tot genezing en behandeltechniek.

Men kan bij de psychoanalytische psychotherapie drie theoretische modellen onderscheiden : het driftmodel, objectrelationeel model en het zelfpsychologisch model.

5. Cliëntgerichte psychotherapie

Deze psychotherapievorm, ook Rogeriaanse psychotherapie genoemd, onstond in de jaren veertig als reactie op de psychoanalytische en directieve praktijk in de Verenigde Staten. Zij groeide uit tot een brede beweging met ook andere dan psychotherapeutische doeleinden.

Binnen de cliëntgerichte psychotherapie tekenden zich twee onderscheiden focussen af: het experiëntiële focus met de nadruk op psychische processen en de interactionele focus met meer accent op wat zich afspeelt tussen therapeut en cliënt. Dat leidde onder andere tot een min of meer zelfstandige oriëntaties binnen de Rogeriaanse psychotherapie.

Rogeriaanse therapie, cliëntgerichte psychotherapie, experiëntiële therapie, procesgerichte gesprekstherapie, gestructureerde gesprekstherapie en gesprekstherapie zonder meer, hebben met elkaar gemeen dat hun wortels voortkomen uit de ideeën van Carl Rogers. Deze ideeën van Carl Rogers gaan onder andere over ‘de mens en de eigen mogelijkheden’, ‘hoe zich ten opzichte van zichzelf en anderen te verhouden’ en over ‘de gewenste structuur van een therapeutische relatie’.

6. Systeemtherapie

Bij deze therapie gaat men ervan uit dat er een relatie bestaat tussen de manier waarop gezinsleden met elkaar omgaan en het ontstaan van psychische stoornissen bij leden van het gezin.

De ontwikkeling van deze gedachte, en de hieruit voortkomende gezinstherapie en partnerrelatietherapie, kwam pas in de jaren vijftig echt op gang. Men stelde vast dat het verminderen van moeilijkheden of klachten bij een individuele patiënt vaak gepaard ging met de ontwikkeling van klachten bij leden van diens gezin: een partner, een ouder, of een broer of zuster. Hieruit werd de conclusie getrokken dat moeilijkheden of psychische stoornissen ‘nuttig’ konden zijn voor het functioneren van een of meer andere gezinsleden en voor het evenwicht in het gezin. De symptomen van een gezinslid konden ‘functioneel’ zijn voor de orde en rust binnen het gezin.

Om dergelijke observaties een zekere samenhang en een theoretische fundering te geven, maakte men gebruik van de begrippen uit de ‘general systems theory’ van L. Bertalanffy (1968). De kern van diens model is de veronderstelling dat iedere wijziging in één onderdeel van een systeem repercussies heeft voor alle onderdelen. Wijzigingen die het evenwicht verstoren, leiden tot acties waardoor het evenwicht weer herstelt.

Men kan binnen de systeemtherapie de volgende benaderingen onderscheiden: de structurele, transgenerationele, communicatie-theoretische, experiëntiële , cybernetische en de leertheoretische en cognitieve systeembenadering.

7. Eclectische behandelingen

Eclecticisme betekent: ‘het streven om uit denkvormen, werkwijzen, stijlen of motieven datgene uit te kiezen wat het beste lijkt’. Het kenmerk van eclectische vormen van therapie is dat deze therapieën niet gebaseerd zijn op een specifieke theorie van psychopathologie, maar dat ze gebuikmaken van verschillende werkzame concepten, methoden en strategieën uit meerdere therapeutische scholen. Er bestaan veel vormen van eclectische therapie met een grote verscheidenheid van gebruikte therapeutische technieken.

Eclectische therapieën zijn ontstaan doordat psychotherapeuten in hun praktijk steeds minder schoolgebonden te werk gingen, maar eerder die technieken gingen toepassen waarvan zij dachten dat die werkzaam zouden zijn bij bepaalde cliënten of bij bepaalde problemen. Zo kunnen we tegenwoordig de integratieve therapie, interpersoonlijke psychotherapie, hypnose, counseling als eclectische therapievormen onderscheiden.

8. Crisisinterventie

Een crisis is een acute noodsituatie, die direct ingrijpen verlangt. Deze kan ontstaan als een of meer ingrijpende gebeurtenissen de normale gang van het dagelijkse leven verstoren. Dergelijk ingrijpende gebeurtenissen noemt men life events of crisogene factoren.

Crisis zijn onlosmakelijk verbonden met het menselijk bestaan. In de loop van de geschiedenis hebben mensen die zich voor onoverkomenlijke problemen geplaatst zagen steeds een beroep gedaan op familie, vrienden en mensen die op grond van hun maatschappelijke positie daartoe in aanmerking kwamen, zoals onderwijzers, geestelijken of hulpverleners zoals bijvoorbeeld psychotherapeuten. Vaak lukt het om met steun van de omgeving weer greep te krijgen op de noodsituatie. Soms hebben reacties van de omgeving echter onvoldoende effect of leiden zij onbedoeld tot een ernstiger crisis. De hulp uit de omgeving vormt op dat moment onbedoeld een nieuw en complicerend probleem. De context waarbinnen een crises zich afspeelt, zal de psychotherapeut daarom altijd in de beoordeling moeten betrekken.

Bronnen

* Klinische Psychologie: diagnostiek en therapie (Smeets e.a., 1999)

*Bron: CCGT – Zoetermeer – 1 september 2019